INHOUD

» Ten geleide

» Voorwoord

   Speeltechniek
   » Inleiding
      Basistechnieken
      1. Studiegewoonten
      2. Vingerposities
      3. Stoelpositie
      4. Een nieuw stuk
      6. Lastige passages
      7. Handen apart
      8. Continuiteit
      9. Akkoordbenadering
      10. Zwaartekracht

      11. Parallelle sets
      12.
      13.
      14.
      15.
      16.
      17.
      18.
      19.

      20.
      21.
      22.
      23.
      24.
      Speciale technieken
      Muziek en wiskunde
      Improvisatie

   Pianostemmen

   Referenties

 

 » [Startpagina]

 » [Gastenboek]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

S N E L L E R   P I A N O   S T U D E R E N

Een Nederlandse bewerking van Chuan C. Chang's Fundamentals of Piano Practice door Hans van Breugel

 

© Copyright 1991-2012. Niets van deze website mag zonder vermelding van de oorspronkelijke auteur (Chuan C. Chang), de bewerker (Hans van Breugel) en deze paragraaf over auteursrechten opnieuw gebruikt of gekopiëerd worden. Vermenigvulding in welke vorm dan ook is alleen toegestaan voor persoonlijk gebruik.

 

HOOFDSTUK EEN: DE TECHNIEK VAN HET PIANOSPELEN


II. BASISTECHNIEKEN VOOR PIANO SPELEN

1. STUDIEGEWOONTEN

Veel pianisten hanteren de volgende studiegewoonten:

  • Ze beginnen met toonladders en technische oefeningen totdat de vingers helemaal opgewarmd en ingespeeld zijn. Dit houden ze ongeveer dertig minuten of langer vol om de speeltechniek te ontwikkelen. Ze gebruiken hierbij oefeningen uit de boeken van Hanon of Czerny.
  • Daarna pakken ze een nieuw stuk muziek en lezen dat langzaam een of twee pagina’s door, door te proberen dit direct met twee handen te spelen. Dit langzame spel wordt een aantal keren herhaald totdat de muziek in dit tempo redelijk uitgevoerd kan worden en verhogen dan stapsgewijze het tempo totdat het uiteindelijke tempo is bereikt. Soms wordt een metronoom gebruikt om deze stapsgewijze tempoversnelling te ondersteunen.
  • Aan het einde van de ongeveer twee uur durende studietijd vliegen de vingers over het klavier, en kan de leerling zo snel spelen als hij maar wil en nog even van deze ervaring genieten voordat de studie stopt. Hij is moe geworden van het studeren en kan op deze manier nog even ontspannen. Nu wordt er eindelijk genoten van het pianospel.
  • Als een muziekstuk eenmaal naar tevredenheid kan worden gespeeld wordt het uit het hoofd geleerd, totdat de muziek in de vingers zit.
  • Op de dag van de uitvoering of de les wordt het stuk nog een keer op volle snelheid (of zelfs sneller) zo vaak doorgenomen als maar mogelijk is om ervoor te zorgen dat het in topconditie is. Dit is namelijk de laatste kans en hoe meer de studeert des te beter.

We stellen hierbij echter dat elke stap van bovenstaande procedure fout is! Het volgen hiervan is haast een garantie voor het blijven steken op een middelmatig speelniveau, zelfs als er vele uren per dag wordt gestudeerd. Deze procedures geven bijvoorbeeld geen houvast bij het aanpakken van lastige passages, behalve het eindeloos blijven herhalen hiervan. Het gericht ontwikkelen van de juiste speeltechniek wordt geheel overgelaten aan de pianostudent zelf. Het resultaat zal zijn dat de muziek vlak blijft klinken en dat er onverwachte uitglijders zullen ontstaan. Verderop in dit boek zal duidelijk worden waarom dit zo is en wat hier aan kan worden verbeterd.

Het gebrek aan vorderingen is een van de belangrijkste redenen waarom veel mensen stoppen met piano spelen. Met name jonge mensen zijn hier gevoelig voor en zijn niet bereid om veel energie te stoppen in iets wat nauwelijks iets oplevert. Er is een beloning nodig om er alles uit te krijgen wat er in zit. Daarnaast moet er tijd over blijven om je ook op andere vlakken te blijven ontwikkelen en is het van belang om studiemethoden te hanteren die weinig tijd kosten en voldoende tijd voor die andere zaken over laat.

De hiervoor genoemde procedures noemen we intuïtieve methoden. Als iemand met gemiddelde intelligentie op een onbewoond eiland terecht komt waar een piano staat en hij besluit om te leren piano spelen, zullen waarschijnlijk deze methoden gevolgd worden. Dat betekent dus dat een docent die deze methoden hanteert eigenlijk niet echt les geeft, omdat de methoden al van nature zullen worden gebruikt. Bij het schrijven van dit boek is het meest opgevallen dat effectieve studiemethoden vaak tegennatuurlijk zijn. Het verklaart mogelijk waarom zoveel leerlingen niet verder komen dan deze intuïtieve methoden, zeker als de docenten onvoldoende geïnformeerd zijn. Het probleem met tegennatuurlijke methoden is dat ze lastiger zijn aan te leren. De hersenen zullen voortduren blijven tegenstribbelen en proberen om intuïtieve methoden te gebruiken. Zeker op spannende momenten zoals een uitvoering of een les zijn ze haast onweerstaanbaar. Probeer maar eens aan iemand uit te leggen dat er op de dag van de uitvoering of les niet uitputtend gestudeerd moet worden. Overigens zijn het niet alleen de docenten die hier een rol in spelen. Het zijn ook de ouders en vrienden, met overigens juiste bedoelingen, die de studiemethoden kunnen beïnvloeden. Ouders die niet goed op de hoogte zijn zullen altijd intuïtieve studiemethoden propageren. Dat is ook waarom goede docenten altijd aan ouders vragen om af en toe lessen van hun kinderen bij te wonen. Dit voorkomt dat de ouders onbewust contraproductief gaan zijn in het leerproces.

Pianoleerlingen die vanaf het begin de correcte methoden krijgen aangeleerd zijn uitverkorenen. Niettemin is het ook voor hen van belang om te weten wat de onjuiste methoden zijn. Als ze eenmaal van docent veranderen dreigt het gevaar dat ze alsnog vervallen in intuïtieve methoden en hebben ze geen idee waarom ze opeens weinig vorderingen meer maken. Bovendien zijn deze pianisten zelf vaak minder goede docenten omdat ze niet voldoende op de hoogte zijn van het gevaar van de intuïtieve methoden. Leerlingen die helaas eerst de intuïtieve methoden aangereikt krijgen en daarna overstappen op de correcte studiemethoden kennen beide kanten en weten dan ook goed aan te geven wat wel en niet werkt. Zij zijn ook later de betere docenten. In dit boek zullen daarom ook zowel de onjuiste als de juiste studiemethoden worden aangeduid; deze zijn beide even belangrijk om te weten.

We zullen de ingrediënten van een juiste studieroutine, ongeveer in de volgorde waarin ze voor de aanpak van een nieuw te spelen stuk kunnen worden gebruikt, hierna in detail beschrijven. Beginnende pianoleerlingen kunnen beter eerst sectie III.18 bestuderen.


2. VINGERPOSITIES

Ontspan de vingers en plaats de hand op een vlakke ondergrond, waarbij alle vingertoppen op de ondergrond rusten en de pols zich op dezelfde hoogte bevindt als de knokkels van de handen. De handen en vingers vormen gezamenlijk een koepel, alsof je een tennisbal vasthoudt. Alle vingers dienen gebogen te zijn en de duim wijst iets naar beneden en buigt enigszins naar de overige vingers, zodat de nagel van de duim parallel aan de vingers staat. Deze inwaardse positie van de duim vergemakkelijkt het spelen van wijd uiteenlopende akkoorden, omdat het de duim parallel zet aan de toetsen en je minder snel naastliggende toetsen raakt. Daarnaast geeft het de duimspieren de meeste bewegingsvrijheid naar boven en onderen. De vingers zijn enigszins gekromd en raken het oppervlak onder een hoek van ongeveer vijfenveertig graden. Dit geeft de vingers de mogelijkheid om gemakkelijker tussen de zwarte toetsen te spelen. De duim en de vingers vormen samen een halve cirkel op de ondergrond. Als je dit met beide handen doet staan de duimnagels parallel tegenover elkaar. De duim raakt de ondergrond met het deel net onder de nagel, dus niet met het duimgewricht. Omdat de duim al zo kort is, is deze positie nodig om deze een vergelijkbare bewegingsvrijheid als de overige vingers te geven. Het vlees van de vingers is dikker aan de tegenovergestelde kant van de nagel. Daarom dienen de vingers de ondergrond met dat deel te raken, en dus niet met de vingertip.

Dit is de startpositie. Als je begint te spelen kunnen de vingers soms gestrekt worden tot ze bijna recht zijn, maar soms ook meer gekromd, afhankelijk van de notenpassage die gespeeld moet worden. Dus hoewel een beginnende leerling zijn handen altijd in de ideale positie, zoals hierboven beschreven, moet leren te houden is het strikt vasthouden aan deze houding niet correct. Gekromde vingers hebben soms ook grote nadelen bij het piano spelen, zoals verderop zal worden uitgelegd.


3. STOELPOSITIE

De juiste hoogte van de pianokruk en de afstand tot de piano is voor een deel een kwestie van persoonlijke smaak. Voor een goede uitgangspositie ga je op de pianokruk zitten met de ellebogen naast je en onderarmen die recht naar de piano wijzen. Met de handen in speelpositie op de toetsen bevindt de elleboog zich iets onder de hoogte van de handen, ongeveer gelijk aan de bovenkant van de toetsen. De afstand van de kruk tot de piano zou zodanig moeten zijn dat als de handen op de witte toetsen rusten, de ellebogen het lichaam net niet raken als je ze naar binnen beweegt. Ga niet midden op de stoel zitten, maar op de voorste helft, zodat de voeten stevig op de vloer staan in de buurt van de pedalen. De hoogte van de kruk en de afstand van de kruk tot de piano zijn het meest kritisch bij het spelen van luide akkoorden. Daarom is het spelen hiervan ook een goede test voor deze positie. Je kunt hiervoor twee akkoorden gebruiken met alleen de zwarte toetsen van de piano, bijvoorbeeld C2#-G2#-C3# [5-2-1] voor de linkerhand en C5#-G5#-C6# [1-2-5] voor de rechterhand, en deze zo hard aanslaan als je kunt. Druk de toetsen stevig in waarbij je een klein stukje naar voren leunt en met het hele gewicht van je arm en schouders werkt, waarbij je een donderend geluid probeert te maken. Luide, indrukwekkende geluiden kunnen niet alleen met de handen en onderarmen worden geproduceerd; de kracht moet dan uit de schouders en het hele lichaam komen. Als dit confortabel aanvoelt, is de stoelpositie en de houding correct. In het verleden werd nog wel eens geadviseerd om de pianokruk hoger te zetten, waardoor veel standaardkrukken enkele centimeters te hoog zijn. Hierdoor ga je teveel met je vingertoppen spelen in plaats van met het voorste deel van de vinger. Daarom is het belangrijk om een in hoogte verstelbare pianokruk te gebruiken die op de juiste wijze kan worden aangepast aan de afmetingen van het lichaam.


4. EEN NIEUW PIANOSTUK BESTUDEREN EN ANALYSEREN

De beste manier om een te beginnen aan een nieuw pianostuk is om naar een of meerdere opnames hiervan te luisteren. Het commentaar dat het luisteren naar anderen voordat je zelf aan het stuk begint niet goed zou zijn heeft geen legitieme reden. Er wordt beweerd dat hierdoor het gevaar van imitatie bestaat in plaats van het gebruiken van de eigen creativiteit. Maar het is bijna onmogelijk om de speelstijl van iemand anders over te nemen, omdat speelstijlen zo individueel verschillend zijn. Het is niet voor niets dat pianisten zichzelf vaak verwijten dat ze niet in staat zijn om een bepaalde beroemde pianist na te spelen. Als het mogelijk is, luister je zelfs naar meerdere opnames. Deze kunnen leiden tot allerlei nieuwe ideeën en muzikale mogelijkheden, die haast net zo belangrijk als de speeltechniek. Het bewust niet luisteren naar anderen alvorens zelf aan een stuk te beginnen, is zoiets als het niet naar school gaan omdat je bang bent dat het je creativiteit aantast. Sommige leerlingen vinden dat het tijdverspilling is om naar andere uitvoeringen te luisteren, omdat het ze nooit lukt om dit op deze manier na te spelen. Maar dat is dus ook niet de insteek. Andere pianoleerlingen die zich wel verdiepen in de manier waarop anderen het stuk spelen, ontdekken dat ze deze uitvoeringen ook niet allemaal even goed vinden. Ze ontwikkelen een eigen stijl en zijn in staat om eigen keuzes te maken bij de interpretatie van een muziekstuk.

De volgende stap is het analyseren van de structuur van de compositie. Deze structuur zal worden gebruikt om het studieprogramma te bepalen en de tijd in te schatten die nodig is om het stuk te leren. Elke ervaren pianodocent weet dat de kunnen bepalen van de benodigde studietijd een kritische succesfactor is in de effectiviteit van de studieroutine. Laten we Beethoven’s Für Elise gebruiken als voorbeeld. De analyse begint altijd met het nummeren van de maten in de partituur, voor zover dat nog niet door de uitgever is gedaan. Markeer elke 10 maten met een maatnummer door dit met een potlood in het midden boven de maat te schrijven. Het is hierbij het handigst om ook een eventuele opmaat als maat 1 te tellen, hoewel de meningen hierover verdeeld zijn. In elk geval kan er dan aan de hand van dit maatnummer aan de opmaat gerefereerd worden. In Für Elise worden de eerste vier maten 15 keer herhaald, dus door deze eerste vier maten te leren kun je al bijna de helft van deze compositie spelen, die in totaal 124 maten bevat.

Een andere serie van 6 maten wordt 4 keer herhaald, dus door het uit het hoofd leren van 10 maten, wat met deze relatief eenvoudige muziek ongeveer een half uur zal duren, ken je al 70% van dit stuk. Tussen deze herhalingen zitten twee onderbrekingen die moeilijk te spelen zijn. Een pianoleerling met een of twee jaar les zou in staat moeten zijn om dit stuk in 2 tot 5 dagen te leren en in 1 tot 2 weken in staat moeten zijn om het stuk uit het hoofd en in het juiste tempo te spelen. Daarna kan een docent met de leerling aan de slag met de muzikale inhoud van de compositie. We zullen nu eerst aandacht besteden aan de twee lastige passages.


6. BEGINNEN MET MOEILIJKE PASSAGES

Het geheim van het ontwikkelen van een goede speeltechniek zit hem in het kennen van bepaalde technieken die lastige passages reduceren naar speelbare en zelfs eenvoudig te spelen passages. Als we kijken naar Für Elise zijn er twee lastige passages van respectievelijk 16 en 23 maten lang. Begin met het studeren van de lastigste passage, omdat deze de meeste tijd zullen vergen. Vaak is het einde van een stuk het moeilijkst, dus begin je daarmee. Hoe pak je zo’n passage nu precies aan? De belangrijkste regel is om een eerst een zo kort mogelijke passage uit het moeilijke gedeelte te kiezen. Deze aanpak heeft misschien wel de meeste invloed op de totale studietijd.

  • Binnen een moeilijke passage zijn er vaak typisch slechts een aantal noten die deze passage lastig maken. Je hoeft niets anders te doen dan deze paar noten flink te studeren. In het voorbeeld van Für Elise vergen in het eerste lastige deel misschien alleen de eerste maat (maat 24), mogelijk ook de laatste vijf maten (maat 32 t/m 36) of de laatste arpeggio in het tweede tussenstuk (maat 79 t/m 83) bijzondere aandacht. In al deze moeilijke passages is het belangrijk om nauwkeurig naar de vingerzettingen te kijken. In maat 32 t/m 36 zit de moeilijkheid vooral in de rechterhand waar de meeste activiteit in de vingers 1 en 5 zit. In maat 31 is de vingerzetting 2321231 en voor maat 32 is deze 251515151525. Voor de arpeggio in het tweede tussenstuk is de vingerzetting 1231354321.
  • Het studeren van zeer korte passages biedt de mogelijkheid om deze vaak te repeteren, zelfs honderden keren, in een paar minuten tijd. Deze snelle herhalingen zijn de beste manier om de hand deze nieuwe bewegingen te leren. Als de moeilijke noten worden gestudeerd als onderdeel van een langere passage zit er een langere tijd tussen de herhalingen van het lastige deel, en het spelen van die andere noten kan de hand in verwarring brengen waardoor het leerproces vertraagt.
  • Het is in zijn algemeenheid schadelijk om sneller te spelen dan je techniek je redelijkerwijs toestaat. Echter het spelen van zeer korte passages kan wel vaak zeer snel, omdat ze in geïsoleerde vorm gemakkelijker te spelen zijn. Op die manier kunnen ook deze lastige passages vrij snel in het juiste tempo, of zelfs daarboven, worden gespeeld. Dit bespaart veel tijd. Volgens de intuïtieve methode worden nieuwe moeilijke passages juist langzaam gespeeld, wat veel tijd kost.


7. HANDEN APART STUDEREN

Het ontwikkelen van de speeltechniek gebeurt in alle gevallen met de beide Handen Apart (HA). Probeer niet om de vinger- en/of handtechniek te ontwikkelen met de beide Handen Samen (HS) omdat het moeilijker is, teveel tijd kost en ook risico’s met zich meebrengt.

Kies korte passages, zowel voor de Rechter Hand (RH) als voor de Linker Hand (LH), en studeer met een van deze handen totdat er vermoeidheid dreigt te ontstaan. Stap dan over naar de nadere hand. Stap op deze manier om de 5 tot 15 seconden over naar de andere hand, voordat de rustende hand is afgekoeld of in slaap valt, of de actieve hand moe wordt. Als je een passend interval kiest, zul je merken dat de rustende hand steeds graag weer aan het werk wil. Studeer niet langer door als de handen moe zijn, omdat dit zal leiden tot spierspanning en slechte gewoonten. Pianisten die niet gewend zijn aan het apart studeren van beide handen hebben doorgaans een zwakker ontwikkelde linkerhand. In dit geval kan deze hand extra worden gestudeerd om de ontwikkeling te stimuleren. Met dit studeerschema kan er voortdurend op volle sterkte worden doorgewerkt, omdat de handen ook steeds gelegenheid krijgen om uit te rusten en je dus niet snel met vermoeide handen speelt.

Voordat de moeilijke delen met twee handen tegelijk worden gespeeld, is het van belang om de handen eerst in het juiste tempo (of zelfs sneller) apart te studeren en te beheersen. Dit kan enkele dagen tot weken duren, afhankelijk van het speelniveau. Als de delen met de afzonderlijke handen correct gespeeld kunnen worden, kan door het tegelijk spelen met beide handen worden beoordeeld of de vingerzetting ook in die situatie goed werkt.

Het studeren met de aparte handen (HA) dient alleen te worden ingezet voor moeilijke passages die niet in een keer gespeeld kunnen worden. Als een deel wel reeds vanaf het begin met beide handen tegelijk kan worden gespeeld, hoeft dit niet nog eens met de handen apart worden gestudeerd. Uiteindelijk is het doel om zo snel mogelijk met beide handen tegelijk te studeren, waarbij nauwelijks de handen apart hoeven te worden gespeeld. Het is niet de bedoeling dat er een afhankelijkheid ontstaat van het studeren met de handen apart. Gebruik dit alleen indien het noodzakelijk is en bouw het gebruik ervan langzaam af zodra de technische vaardigheden toenemen. De meeste pianisten blijven echter altijd afhankelijk van het studeren met gescheiden handen, omdat ze dit de eerste 5 tot 10 jaar bij het studeren hebben gebruikt. De techniek wordt namelijk het snelst aangeleerd door te studeren met de handen apart.

Er is echter een andere belangrijke reden om wel met de handen apart te blijven studeren, en dat is het leren uit het hoofd te spelen. Bij het uit het hoofd leren spelen is het juist weer erg belangrijk om dit met beide handen apart te studeren. Dus ook als het technisch niet noodzakelijk is om met gescheiden handen te spelen, is het voor beginnende pianisten van belang om dit wel te blijven gebruiken voor het aanleren van geheugenspel. In een later stadium kunnen vergevorderde pianisten op het gebied van geheugenspel direct met beide handen samen stukken uit het hoofd leren spelen.

Studeren met de handen apart is ook op de lange termijn zeer waardevol. De ontwikkeling van de speeltechniek zal op deze manier aanmerkelijk verder komen en sneller tot stand worden gebracht. Op deze manier kun je heel precies uitzoeken hoe aanvankelijk onmogelijk geachte passages speelbaar gemaakt kunnen worden.


8. CONTINUITEITSREGEL

Als er een los fragment wordt gestudeerd, is het van belang om altijd het begin van het volgende fragment er in te betrekken. Deze continuïteitsregel zorgt ervoor dat als je twee naastgelegen fragmenten studeert, je deze ook snel gezamenlijk als één fragment kunt spelen. Dit geldt voor elk fragment dat los wordt gestudeerd, zelfs als het slechts een enkele maat of slechts enkele noten betreft. In zijn algemeenheid kan elke passage in korte fragmenten worden opgedeeld zolang deze fragmenten blijven overlappen. Deze overlappende noten noemen we de samenvoeging. Zelfs als je het einde van een eerste deel studeert, is het van belang om het begin van een tweede deel mee te nemen in het studiefragment. Tijdens een uitvoering zal deze goede gewoonte goed van pas komen want je zult je nooit meer hoeven af te vragen wat ook weer het volgende stuk is.


9. AKKOORD BENADERING

Stel je voor dat je met de linkerhand (LH) een “do-sol-mi-sol” figuur (een zogenaamde “Albertijnse bas”) meerdere keren snel achter elkaar wilt spelen in een hoog tempo, bijvoorbeeld bij het studeren van het derde deel uit de Mondscheinsonate van Beethoven. Het fragment dat dan feitelijk gerepeteerd dient te worden is CGEGC, waarbij de laatste C de samenvoeging is. Omdat in dit geval de samenvoeging gelijk is aan de eerste noot van het fragment, kun je deze speelfiguur oneindig vaak achter elkaar herhalen. Als je dit in een laag tempo zou beginnen en het langzaam gaat opvoeren, loop je op een gegeven moment tegen een snelheidsbegrenzing (SB) aan, waarboven de figuur uit elkaar valt en er spanning in de hand begint te ontstaan. De manier om deze snelheidsbegrenzing te doorbreken is om de speelfiguur als een enkel akkoord aan te slaan. Op die manier speel je de figuur feitelijk op oneindig hoge snelheid. We noemen dit de Akkoord Benadering (AB). Met een AB als uitgangspunt hoef je nog slechts te leren om de figuur langzamer te spelen, in plaats van steeds sneller. Er is in dit geval dus geen snelheidsbegrenzing meer. Maar hoe krijg je het voor elkaar om vanuit een AB steeds langzamer te spelen?

Speel het fragment eerst als akkoord en veer de hand op en neer in de frequentie waarmee de figuur uiteindelijk gespeeld moet worden. Dit geeft de hand, pols, arm en schouder de gelegenheid om te leren wat ze straks moeten doen voor de snelle herhalingen en de juiste spieren te trainen. Let er hierbij op dat de vingers al in de goede positie staan om straks de snelle noten te spelen. Varieer het tempo van op en neer veren zowel boven als onder de uiteindelijk gewenste snelheid en let op de juiste bewegingen van de hand, pols en arm zodat er geen vermoeidheid optreedt. Als er wel vermoeidheid gaat optreden is de houding niet correct en zal er eerst voor langere tijd op deze manier gestudeerd moeten worden. Het is dan niet verstandig om al over te gaan tot het spelen van de losse noten.

Houd de vingers dicht op de toetsen als je de frequentie verhoogt. Het is van belang om straks met je hele armen schouders te spelen, dus niet alleen met de vingers. Probeer je dan ook goed bewust te zijn van deze bewegingen. Als je op deze manier zacht, flexibel en zonder vermoeidheid kunt spelen, waarbij alle tonen exact gelijk klinken, ben je al een heel eind op weg om de snelle figuren te spelen. Het gaat in deze fase vooral om de nauwkeurigheid, niet om de snelheid. Het is echter wel belangrijk dat er ook in het hoge tempo wordt gestudeerd, nadat in een laag tempo de nauwkeurigheid bereikt is. De bewegingen van hand, pols, armen schouder dienen in alle tempos hetzelfde te blijven.


10. GEBRUIK VAN DE ZWAARTEKRACHT

Het goed en beheerst leren spelen van akkoorden is de eerste stap in de Akkoord Benadering. Laten we beginnen met de linkerhand die het akkoord CEG speelt, waarbij je nadrukkelijk het gewicht van de arm gebruikt om de toetsen in te drukken. Plaats de vingers op de toetsen om CEG te spelen. Ontspan de arm (en de rest van het lichaam), houd de pols los, til de hand 5 cm boven de toetsen en laat deze door de zwaartekracht weer terugvallen op de toetsen. Laat de hand hierbij als één geheel vallen en beweeg de vingers niet. Ontspan de hand volledig tijdens de val, plaats de vingers in de juiste houding op de toetsen en laat de pols soepel de schok van de landing opvangen. Door het gebruik van de zwaartekracht bij het spelen heb je een vaste referentie voor de kracht die je gebruikt bij het aanslaan van de toetsen. Varieer de afstand waarmee je de hand optilt tot maximaal 20 cm.

Het wonderlijke aan de zwaartekracht is dat zowel een kleine peuter als een zware sumoworstelaar die beiden hun hand vanaf een zelfde afstand laten vallen, een zelfde toonvolume zullen maken. De snelheid waarmee de arm valt is namelijk onafhankelijk van het gewicht van de arm en in beide gevallen veroorzaakt de beweging een zelfde vrije vlucht van de hamer. Doordat de vingers ontspannen zijn en de vingertoppen zacht zijn, is er sprake van een niet-elastische botsing, waardoor de hand na de val in aanraking blijft met de toets. Daardoor blijft de toetsbeweging gecontroleerd. Overigens geldt bovenstaande alleen als het pianomechaniek goed is afgesteld en er weinig kracht nodig is om de hamer in beweging te zetten. Bovendien is ontspannenheid van de hand en de pols van belang om werkelijk alleen de zwaartekracht het werk te laten doen.

In de praktijk zal de sumoworstelaar iets meer geluid produceren, volgens de wet van behoud van momentum, maar dit verschil is minimaal, zeker in vergelijking met het ongeveer twintig keer grotere gewicht van de arm. In elk geval is deze te techniek voor iedereen uitermate geschikt om op een fors volume te spelen. Begin met een korte afstand tot de toetsen, want in het begin kan het pijnlijk zijn als de afstand te groot is. Bij het laten vallen van de hand moet je je voorstellen dat er geen piano is en je het gevoel moet hebben dat de hand door het klavier heen valt. Het risico bestaat namelijk dat je onbewust de hand wilt optillen op het moment dat deze de toetsen raakt. De hand moet in snelheid blijven versnellen, tot en met het moment van indrukken van de toets. Alleen op die manier ontstaat er een plezierig klinkende diepe toon.

Steinway heeft aan het einde van de 20e eeuw een gepatenteerde techniek geïntroduceerd die een versnelling toevoegt aan de beweging van de hamers (de zogenaamde “accelerated action”). Dit mechaniek zorgt ervoor dat de hamer altijd, ook bij andere aanslagtechnieken, de versnelling krijgt zoals die ontstaat bij de hiervoor beschreven zwaartekrachtmethode. Omdat het natuurlijk altijd beter is dat de pianist zelf controle heeft over de toonvorming, is het van belang om de methode goed te leren beheersen.

Nadat de vingers op de toetsen terecht komen zullen ze zich moeten “zetten”, om de neergaande beweging van de hand te stoppen. Dit vereist een lichte krachtsinspanning van de vingers. Zodra de hand echter tot stilstand is gekomen, dient deze kracht te stoppen waardoor de vingers weer ontspannen. Hierdoor wordt je je ook weer bewust van de zwaartekracht die de arm omlaag trekt. Dit is de enige resterende kracht die de toetsen ingedrukt houdt. Op deze manier worden de toetsen met de minst mogelijke inspanning aangeslagen. Dit is de essentie van een ontspannen speelhouding: een onmiddellijke ontspanning van de spieren na de val van de hand door de zwaartekracht.

Beginnende pianisten gebruiken vaak teveel onnodige krachten bij het spelen van akkoorden die niet goed genoeg beheerst kunnen worden. Door gebruik te maken van de zwaartekracht hoeven deze onnodige spanningen en krachten niet langer aangesproken te worden. Het lijkt misschien toeval dat de zwaartekracht precies genoeg kracht is voor het aanslaan van pianotoetsen, maar in werkelijkheid is het andersom en is het pianomechaniek juist ontworpen om zich zo goed mogelijk aan te passen aan de zwaartekracht. Als je echt ontspannen speelt, ervaar je het effect van de zwaartekracht op je handen. Feitelijk is dit voldoende ontspanning voor het correct piano spelen; meer ontspanning dan dat is niet nodig. De valbeweging, zoals hierboven beschreven, is slechts een oefening maar zal uiteindelijk leiden tot het juiste gevoel voor ontspanning. Dit gevoel dient vervolgens meegenomen te worden in het reguliere piano spelen. Het betekent overigens niet dat er nooit spierkracht gebruikt wordt tijdens het pianospelen, maar ook in die gevallen is van belang om de zwaartekracht te blijven ervaren en slechts extra benodigde spierkracht hieraan toe te voegen.


11. PARALLELLE SETS

Nu de linkerhand het CEG akkoord naar tevredenheid kan laten klinken, kan er geprobeerd worden om plotseling over te stappen naar het spelen van de vier losse noten binnen deze drieklank. Hoewel hiervoor de losse vingers bewogen dienen te worden, moeten deze bewegingen tot een minimum beperkt blijven. Om de overgang soepel te kunnen maken, wordt gebruik gemaakt van de juiste hand- en armbewegingen, die later nog uitvoerig zullen worden beschreven. Voor nu gaan we er nog even vanuit dat het overschakelen naar de losse noten van het akkoord niet goed lukt. Om dit te leren wordt er eerst een tussenstap gemaakt.

De meest basale manier om een moeilijke passage te leren spelen is om deze op te bouwen aan de hand van twee noten tegelijk, gebruik makend van de akkoordbenadering. In het voorbeeld van de (LH) CGEG figuur, wordt dan begonnen met het spelen van de eerste twee noten tegelijk door middel van een twee-noten akoordbenadering (feitelijk een intervalbenadering). Deze noten worden dan gespeeld als een perfect interval, waarbij de hand en de vingers (5 en 1) tegelijkertijd, zoals bij de akkoordbenadering CEG, op en neer gaan op het klavier. Om deze noten vervolgens snel achter elkaar te spelen, wordt de hele hand gebruikt waarbij de ene vinger (1) net iets hoger wordt gehouden dan de andere (5), zodat de noot onder de 5e vinger als eerste klinkt. Omdat beide vingers nagenoeg tegelijkertijd op het klavier terecht komen, kun je ze feitelijk zo snel achter elkaar spelen als je wilt. Door de onderlinge hoogte van de twee vingers steeds groter te maken, rem je de snelheid van spelen steeds verder af vanaf een oneindige snelheid.

Hoewel je zou denken dat op deze manier elke combinatie van noten oneindig snel gespeeld kan worden, is dit niet de realiteit. Bovenstaande methode wordt "parallel spel" genoemd, omdat twee vingers parallel op het klavier terecht komen. De vertraging tussen de twee vingers hierbij noemen we de fasehoek. In een akkoord is deze fasehoek voor alle vingers nul. In hoofdstuk III volgen oefeningen waarbij deze aanpak in detail getraind kan worden. De grootste snelheid wordt bereikt door de fasehoek zo klein mogelijk te maken. In de praktijk zal dit echter afhangen van de nauwkeurigheid waarmee de noten in een akkoorden gelijktijdig gespeeld kunnen worden. Hoe nauwkeuriger de akkoordtechniek, hoe sneller de noten individueel gespeeld kunnen worden. Daarom is het zo belangrijk om een perfecte akkoordtechniek, zoals beschreven in paragraaf 9, te ontwikkelen.



 Laatste wijzigingen 29 december 2011

Chuang C. Chang
16212 Turnbury Oak Dr.
Odessa FL 33556
USA

cc88m@aol.com
www.pianopractice.org

Nederlandse bewerking
Hans van Breugel

piano@hansvanbreugel.nl