HOOFDSTUK
EEN: DE TECHNIEK VAN HET PIANOSPELEN
II. BASISTECHNIEKEN VOOR PIANO SPELEN
1. STUDIEGEWOONTEN
Veel pianisten hanteren de volgende
studiegewoonten:
-
Ze
beginnen met toonladders en technische oefeningen totdat de
vingers helemaal opgewarmd en ingespeeld zijn. Dit houden
ze ongeveer dertig minuten of langer vol om de speeltechniek
te ontwikkelen. Ze gebruiken hierbij oefeningen uit de boeken
van Hanon of Czerny.
-
Daarna
pakken ze een nieuw stuk muziek en lezen dat langzaam een of
twee pagina’s door, door te proberen dit direct met twee
handen te spelen. Dit langzame spel wordt een aantal keren herhaald
totdat de muziek in dit tempo redelijk uitgevoerd kan worden
en verhogen dan stapsgewijze het tempo totdat het uiteindelijke
tempo is bereikt. Soms wordt een metronoom gebruikt om deze
stapsgewijze tempoversnelling te ondersteunen.
-
Aan het
einde van de ongeveer twee uur durende studietijd vliegen de
vingers over het klavier, en kan de leerling zo snel spelen
als hij maar wil en nog even van deze ervaring genieten voordat
de studie stopt. Hij is moe geworden van het studeren en kan
op deze manier nog even ontspannen. Nu wordt er eindelijk genoten
van het pianospel.
-
Als een
muziekstuk eenmaal naar tevredenheid kan worden gespeeld wordt
het uit het hoofd geleerd, totdat de muziek in de vingers zit.
-
Op de
dag van de uitvoering of de les wordt het stuk nog een keer
op volle snelheid (of zelfs sneller) zo vaak doorgenomen als
maar mogelijk is om ervoor te zorgen dat het in topconditie
is. Dit is namelijk de laatste kans en hoe meer de studeert
des te beter.
We stellen hierbij
echter dat elke stap van bovenstaande procedure fout is! Het volgen
hiervan is haast een garantie voor het blijven steken op een middelmatig
speelniveau, zelfs als er vele uren per dag wordt gestudeerd. Deze
procedures geven bijvoorbeeld geen houvast bij het aanpakken van
lastige passages, behalve het eindeloos blijven herhalen hiervan.
Het gericht ontwikkelen van de juiste speeltechniek wordt geheel
overgelaten aan de pianostudent zelf. Het resultaat zal zijn dat
de muziek vlak blijft klinken en dat er onverwachte uitglijders
zullen ontstaan. Verderop in dit boek zal duidelijk worden waarom
dit zo is en wat hier aan kan worden verbeterd.
Het gebrek aan
vorderingen is een van de belangrijkste redenen waarom veel mensen
stoppen met piano spelen. Met name jonge mensen zijn hier gevoelig
voor en zijn niet bereid om veel energie te stoppen in iets wat
nauwelijks iets oplevert. Er is een beloning nodig om er alles uit
te krijgen wat er in zit. Daarnaast moet er tijd over blijven om
je ook op andere vlakken te blijven ontwikkelen en is het van belang
om studiemethoden te hanteren die weinig tijd kosten en voldoende
tijd voor die andere zaken over laat.
De hiervoor
genoemde procedures noemen we intuïtieve methoden. Als iemand
met gemiddelde intelligentie op een onbewoond eiland terecht komt
waar een piano staat en hij besluit om te leren piano spelen, zullen
waarschijnlijk deze methoden gevolgd worden. Dat betekent dus dat
een docent die deze methoden hanteert eigenlijk niet echt les geeft,
omdat de methoden al van nature zullen worden gebruikt. Bij het
schrijven van dit boek is het meest opgevallen dat effectieve studiemethoden
vaak tegennatuurlijk zijn. Het verklaart mogelijk waarom zoveel
leerlingen niet verder komen dan deze intuïtieve methoden,
zeker als de docenten onvoldoende geïnformeerd zijn. Het probleem
met tegennatuurlijke methoden is dat ze lastiger zijn aan te leren.
De hersenen zullen voortduren blijven tegenstribbelen en proberen
om intuïtieve methoden te gebruiken. Zeker op spannende momenten
zoals een uitvoering of een les zijn ze haast onweerstaanbaar. Probeer
maar eens aan iemand uit te leggen dat er op de dag van de uitvoering
of les niet uitputtend gestudeerd moet worden. Overigens zijn het
niet alleen de docenten die hier een rol in spelen. Het zijn ook
de ouders en vrienden, met overigens juiste bedoelingen, die de
studiemethoden kunnen beïnvloeden. Ouders die niet goed op
de hoogte zijn zullen altijd intuïtieve studiemethoden propageren.
Dat is ook waarom goede docenten altijd aan ouders vragen om af
en toe lessen van hun kinderen bij te wonen. Dit voorkomt dat de
ouders onbewust contraproductief gaan zijn in het leerproces.
Pianoleerlingen
die vanaf het begin de correcte methoden krijgen aangeleerd zijn
uitverkorenen. Niettemin is het ook voor hen van belang om te weten
wat de onjuiste methoden zijn. Als ze eenmaal van docent veranderen
dreigt het gevaar dat ze alsnog vervallen in intuïtieve methoden
en hebben ze geen idee waarom ze opeens weinig vorderingen meer
maken. Bovendien zijn deze pianisten zelf vaak minder goede docenten
omdat ze niet voldoende op de hoogte zijn van het gevaar van de
intuïtieve methoden. Leerlingen die helaas eerst de intuïtieve
methoden aangereikt krijgen en daarna overstappen op de correcte
studiemethoden kennen beide kanten en weten dan ook goed aan te
geven wat wel en niet werkt. Zij zijn ook later de betere docenten.
In dit boek zullen daarom ook zowel de onjuiste als de juiste studiemethoden
worden aangeduid; deze zijn beide even belangrijk om te weten.
We zullen de
ingrediënten van een juiste studieroutine, ongeveer in de volgorde
waarin ze voor de aanpak van een nieuw te spelen stuk kunnen worden
gebruikt, hierna in detail beschrijven. Beginnende pianoleerlingen
kunnen beter eerst sectie III.18 bestuderen.
2. VINGERPOSITIES
Ontspan
de vingers en plaats de hand op een vlakke ondergrond, waarbij alle
vingertoppen op de ondergrond rusten en de pols zich op dezelfde
hoogte bevindt als de knokkels van de handen. De handen en vingers
vormen gezamenlijk een koepel, alsof je een tennisbal vasthoudt.
Alle vingers dienen gebogen te zijn en de duim wijst iets naar beneden
en buigt enigszins naar de overige vingers, zodat de nagel van de
duim parallel aan de vingers staat. Deze inwaardse positie van de
duim vergemakkelijkt het spelen van wijd uiteenlopende akkoorden,
omdat het de duim parallel zet aan de toetsen en je minder snel
naastliggende toetsen raakt. Daarnaast geeft het de duimspieren
de meeste bewegingsvrijheid naar boven en onderen. De vingers zijn
enigszins gekromd en raken het oppervlak onder een hoek van ongeveer
vijfenveertig graden. Dit geeft de vingers de mogelijkheid om gemakkelijker
tussen de zwarte toetsen te spelen. De duim en de vingers vormen
samen een halve cirkel op de ondergrond. Als je dit met beide handen
doet staan de duimnagels parallel tegenover elkaar. De duim raakt
de ondergrond met het deel net onder de nagel, dus niet met het
duimgewricht. Omdat de duim al zo kort is, is deze positie nodig
om deze een vergelijkbare bewegingsvrijheid als de overige vingers
te geven. Het vlees van de vingers is dikker aan de tegenovergestelde
kant van de nagel. Daarom dienen de vingers de ondergrond met dat
deel te raken, en dus niet met de vingertip.
Dit is de startpositie.
Als je begint te spelen kunnen de vingers soms gestrekt worden tot
ze bijna recht zijn, maar soms ook meer gekromd, afhankelijk van
de notenpassage die gespeeld moet worden. Dus hoewel een beginnende
leerling zijn handen altijd in de ideale positie, zoals hierboven
beschreven, moet leren te houden is het strikt vasthouden aan deze
houding niet correct. Gekromde vingers hebben soms ook grote nadelen
bij het piano spelen, zoals verderop zal worden uitgelegd.
3. STOELPOSITIE
De
juiste hoogte van de pianokruk en de afstand tot de piano is voor
een deel een kwestie van persoonlijke smaak. Voor een goede uitgangspositie
ga je op de pianokruk zitten met de ellebogen naast je en onderarmen
die recht naar de piano wijzen. Met de handen in speelpositie op
de toetsen bevindt de elleboog zich iets onder de hoogte van de
handen, ongeveer gelijk aan de bovenkant van de toetsen. De afstand
van de kruk tot de piano zou zodanig moeten zijn dat als de handen
op de witte toetsen rusten, de ellebogen het lichaam net niet raken
als je ze naar binnen beweegt. Ga niet midden op de stoel zitten,
maar op de voorste helft, zodat de voeten stevig op de vloer staan
in de buurt van de pedalen. De hoogte van de kruk en de afstand
van de kruk tot de piano zijn het meest kritisch bij het spelen
van luide akkoorden. Daarom is het spelen hiervan ook een goede
test voor deze positie. Je kunt hiervoor twee akkoorden gebruiken
met alleen de zwarte toetsen van de piano, bijvoorbeeld C2#-G2#-C3#
[5-2-1] voor de linkerhand en C5#-G5#-C6# [1-2-5] voor de rechterhand,
en deze zo hard aanslaan als je kunt. Druk de toetsen stevig in
waarbij je een klein stukje naar voren leunt en met het hele gewicht
van je arm en schouders werkt, waarbij je een donderend geluid probeert
te maken. Luide, indrukwekkende geluiden kunnen niet alleen met
de handen en onderarmen worden geproduceerd; de kracht moet dan
uit de schouders en het hele lichaam komen. Als dit confortabel
aanvoelt, is de stoelpositie en de houding correct. In het verleden
werd nog wel eens geadviseerd om de pianokruk hoger te zetten, waardoor
veel standaardkrukken enkele centimeters te hoog zijn. Hierdoor
ga je teveel met je vingertoppen spelen in plaats van met het voorste
deel van de vinger. Daarom is het belangrijk om een in hoogte verstelbare
pianokruk te gebruiken die op de juiste wijze kan worden aangepast
aan de afmetingen van het lichaam.
4. EEN NIEUW PIANOSTUK BESTUDEREN EN ANALYSEREN
De beste manier
om een te beginnen aan een nieuw pianostuk is om naar een of meerdere
opnames hiervan te luisteren. Het commentaar dat het luisteren naar
anderen voordat je zelf aan het stuk begint niet goed zou zijn heeft
geen legitieme reden. Er wordt beweerd dat hierdoor het gevaar van
imitatie bestaat in plaats van het gebruiken van de eigen creativiteit.
Maar het is bijna onmogelijk om de speelstijl van iemand anders
over te nemen, omdat speelstijlen zo individueel verschillend zijn.
Het is niet voor niets dat pianisten zichzelf vaak verwijten dat
ze niet in staat zijn om een bepaalde beroemde pianist na te spelen.
Als het mogelijk is, luister je zelfs naar meerdere opnames. Deze
kunnen leiden tot allerlei nieuwe ideeën en muzikale mogelijkheden,
die haast net zo belangrijk als de speeltechniek. Het bewust niet
luisteren naar anderen alvorens zelf aan een stuk te beginnen, is
zoiets als het niet naar school gaan omdat je bang bent dat het
je creativiteit aantast. Sommige leerlingen vinden dat het tijdverspilling
is om naar andere uitvoeringen te luisteren, omdat het ze nooit
lukt om dit op deze manier na te spelen. Maar dat is dus ook niet
de insteek. Andere pianoleerlingen die zich wel verdiepen in de
manier waarop anderen het stuk spelen, ontdekken dat ze deze uitvoeringen
ook niet allemaal even goed vinden. Ze ontwikkelen een eigen stijl
en zijn in staat om eigen keuzes te maken bij de interpretatie van
een muziekstuk.
De
volgende stap is het analyseren van de structuur van de compositie.
Deze structuur zal worden gebruikt om het studieprogramma te bepalen
en de tijd in te schatten die nodig is om het stuk te leren. Elke
ervaren pianodocent weet dat de kunnen bepalen van de benodigde
studietijd een kritische succesfactor is in de effectiviteit van
de studieroutine. Laten we Beethoven’s Für Elise gebruiken
als voorbeeld. De analyse begint altijd met het nummeren van de
maten in de partituur, voor zover dat nog niet door de uitgever
is gedaan. Markeer elke 10 maten met een maatnummer door dit met
een potlood in het midden boven de maat te schrijven. Het is hierbij
het handigst om ook een eventuele opmaat als maat 1 te tellen, hoewel
de meningen hierover verdeeld zijn. In elk geval kan er dan aan
de hand van dit maatnummer aan de opmaat gerefereerd worden. In
Für Elise worden de eerste vier maten 15 keer herhaald, dus
door deze eerste vier maten te leren kun je al bijna de helft van
deze compositie spelen, die in totaal 124 maten bevat.
Een andere serie
van 6 maten wordt 4 keer herhaald, dus door het uit het hoofd leren
van 10 maten, wat met deze relatief eenvoudige muziek ongeveer een
half uur zal duren, ken je al 70% van dit stuk. Tussen deze herhalingen
zitten twee onderbrekingen die moeilijk te spelen zijn. Een pianoleerling
met een of twee jaar les zou in staat moeten zijn om dit stuk in
2 tot 5 dagen te leren en in 1 tot 2 weken in staat moeten zijn
om het stuk uit het hoofd en in het juiste tempo te spelen. Daarna
kan een docent met de leerling aan de slag met de muzikale inhoud
van de compositie. We zullen nu eerst aandacht besteden aan de twee
lastige passages.
6. BEGINNEN MET MOEILIJKE PASSAGES
Het geheim van
het ontwikkelen van een goede speeltechniek zit hem in het kennen
van bepaalde technieken die lastige passages reduceren naar speelbare
en zelfs eenvoudig te spelen passages. Als we kijken naar Für
Elise zijn er twee lastige passages van respectievelijk 16 en 23
maten lang. Begin met het studeren van de lastigste passage, omdat
deze de meeste tijd zullen vergen. Vaak is het einde van een stuk
het moeilijkst, dus begin je daarmee. Hoe pak je zo’n passage
nu precies aan? De belangrijkste regel is om een eerst een zo kort
mogelijke passage uit het moeilijke gedeelte te kiezen. Deze aanpak
heeft misschien wel de meeste invloed op de totale studietijd.
-
Binnen
een moeilijke passage zijn er vaak typisch slechts een aantal
noten die deze passage lastig maken. Je hoeft niets anders te
doen dan deze paar noten flink te studeren. In het voorbeeld
van Für Elise vergen in het eerste lastige deel misschien
alleen de eerste maat (maat 24), mogelijk ook de laatste vijf
maten (maat 32 t/m 36) of de laatste arpeggio in het tweede
tussenstuk (maat 79 t/m 83) bijzondere aandacht. In al deze
moeilijke passages is het belangrijk om nauwkeurig naar de vingerzettingen
te kijken. In maat 32 t/m 36 zit de moeilijkheid vooral in de
rechterhand waar de meeste activiteit in de vingers 1 en 5 zit.
In maat 31 is de vingerzetting 2321231 en voor maat 32 is deze
251515151525. Voor de arpeggio in het tweede tussenstuk is de
vingerzetting 1231354321.
-
Het studeren van zeer korte passages biedt de mogelijkheid om
deze vaak te repeteren, zelfs honderden keren, in een paar minuten
tijd. Deze snelle herhalingen zijn de beste manier om de hand
deze nieuwe bewegingen te leren. Als de moeilijke noten worden
gestudeerd als onderdeel van een langere passage zit er een
langere tijd tussen de herhalingen van het lastige deel, en
het spelen van die andere noten kan de hand in verwarring brengen
waardoor het leerproces vertraagt.
-
Het is in zijn algemeenheid schadelijk om sneller te spelen
dan je techniek je redelijkerwijs toestaat. Echter het spelen
van zeer korte passages kan wel vaak zeer snel, omdat ze in
geïsoleerde vorm gemakkelijker te spelen zijn. Op die manier
kunnen ook deze lastige passages vrij snel in het juiste tempo,
of zelfs daarboven, worden gespeeld. Dit bespaart veel tijd.
Volgens de intuïtieve methode worden nieuwe moeilijke passages
juist langzaam gespeeld, wat veel tijd kost.
7. HANDEN APART STUDEREN
Het ontwikkelen
van de speeltechniek gebeurt in alle gevallen met de beide Handen
Apart (HA). Probeer niet om de vinger- en/of handtechniek te ontwikkelen
met de beide Handen Samen (HS) omdat het moeilijker is, teveel tijd
kost en ook risico’s met zich meebrengt.
Kies korte passages,
zowel voor de Rechter Hand (RH) als voor de Linker Hand (LH), en
studeer met een van deze handen totdat er vermoeidheid dreigt te
ontstaan. Stap dan over naar de nadere hand. Stap op deze manier
om de 5 tot 15 seconden over naar de andere hand, voordat de rustende
hand is afgekoeld of in slaap valt, of de actieve hand moe wordt.
Als je een passend interval kiest, zul je merken dat de rustende
hand steeds graag weer aan het werk wil. Studeer niet langer door
als de handen moe zijn, omdat dit zal leiden tot spierspanning en
slechte gewoonten. Pianisten die niet gewend zijn aan het apart
studeren van beide handen hebben doorgaans een zwakker ontwikkelde
linkerhand. In dit geval kan deze hand extra worden gestudeerd om
de ontwikkeling te stimuleren. Met dit studeerschema kan er voortdurend
op volle sterkte worden doorgewerkt, omdat de handen ook steeds
gelegenheid krijgen om uit te rusten en je dus niet snel met vermoeide
handen speelt.
Voordat de moeilijke
delen met twee handen tegelijk worden gespeeld, is het van belang
om de handen eerst in het juiste tempo (of zelfs sneller) apart
te studeren en te beheersen. Dit kan enkele dagen tot weken duren,
afhankelijk van het speelniveau. Als de delen met de afzonderlijke
handen correct gespeeld kunnen worden, kan door het tegelijk spelen
met beide handen worden beoordeeld of de vingerzetting ook in die
situatie goed werkt.
Het studeren
met de aparte handen (HA) dient alleen te worden ingezet voor moeilijke
passages die niet in een keer gespeeld kunnen worden. Als een deel
wel reeds vanaf het begin met beide handen tegelijk kan worden gespeeld,
hoeft dit niet nog eens met de handen apart worden gestudeerd. Uiteindelijk
is het doel om zo snel mogelijk met beide handen tegelijk te studeren,
waarbij nauwelijks de handen apart hoeven te worden gespeeld. Het
is niet de bedoeling dat er een afhankelijkheid ontstaat van het
studeren met de handen apart. Gebruik dit alleen indien het noodzakelijk
is en bouw het gebruik ervan langzaam af zodra de technische vaardigheden
toenemen. De meeste pianisten blijven echter altijd afhankelijk
van het studeren met gescheiden handen, omdat ze dit de eerste 5
tot 10 jaar bij het studeren hebben gebruikt. De techniek wordt
namelijk het snelst aangeleerd door te studeren met de handen apart.
Er is echter
een andere belangrijke reden om wel met de handen apart te blijven
studeren, en dat is het leren uit het hoofd te spelen. Bij het uit
het hoofd leren spelen is het juist weer erg belangrijk om dit met
beide handen apart te studeren. Dus ook als het technisch niet noodzakelijk
is om met gescheiden handen te spelen, is het voor beginnende pianisten
van belang om dit wel te blijven gebruiken voor het aanleren van
geheugenspel. In een later stadium kunnen vergevorderde pianisten
op het gebied van geheugenspel direct met beide handen samen stukken
uit het hoofd leren spelen.
Studeren met
de handen apart is ook op de lange termijn zeer waardevol. De ontwikkeling
van de speeltechniek zal op deze manier aanmerkelijk verder komen
en sneller tot stand worden gebracht. Op deze manier kun je heel
precies uitzoeken hoe aanvankelijk onmogelijk geachte passages speelbaar
gemaakt kunnen worden.
8. CONTINUITEITSREGEL
Als er een los
fragment wordt gestudeerd, is het van belang om altijd het begin
van het volgende fragment er in te betrekken. Deze continuïteitsregel
zorgt ervoor dat als je twee naastgelegen fragmenten studeert, je
deze ook snel gezamenlijk als één fragment kunt spelen.
Dit geldt voor elk fragment dat los wordt gestudeerd, zelfs als
het slechts een enkele maat of slechts enkele noten betreft. In
zijn algemeenheid kan elke passage in korte fragmenten worden opgedeeld
zolang deze fragmenten blijven overlappen. Deze overlappende noten
noemen we de samenvoeging. Zelfs als je het einde van een eerste
deel studeert, is het van belang om het begin van een tweede deel
mee te nemen in het studiefragment. Tijdens een uitvoering zal deze
goede gewoonte goed van pas komen want je zult je nooit meer hoeven
af te vragen wat ook weer het volgende stuk is.
9. AKKOORD BENADERING
Stel je voor
dat je met de linkerhand (LH) een “do-sol-mi-sol” figuur
(een zogenaamde “Albertijnse bas”) meerdere keren snel
achter elkaar wilt spelen in een hoog tempo, bijvoorbeeld bij het
studeren van het derde deel uit de Mondscheinsonate van Beethoven.
Het fragment dat dan feitelijk gerepeteerd dient te worden is CGEGC,
waarbij de laatste C de samenvoeging is. Omdat in dit geval de samenvoeging
gelijk is aan de eerste noot van het fragment, kun je deze speelfiguur
oneindig vaak achter elkaar herhalen. Als je dit in een laag tempo
zou beginnen en het langzaam gaat opvoeren, loop je op een gegeven
moment tegen een snelheidsbegrenzing (SB) aan, waarboven de figuur
uit elkaar valt en er spanning in de hand begint te ontstaan. De
manier om deze snelheidsbegrenzing te doorbreken is om de speelfiguur
als een enkel akkoord aan te slaan. Op die manier speel je de figuur
feitelijk op oneindig hoge snelheid. We noemen dit de Akkoord Benadering
(AB). Met een AB als uitgangspunt hoef je nog slechts te leren om
de figuur langzamer te spelen, in plaats van steeds sneller. Er
is in dit geval dus geen snelheidsbegrenzing meer. Maar hoe krijg
je het voor elkaar om vanuit een AB steeds langzamer te spelen?
Speel het fragment
eerst als akkoord en veer de hand op en neer in de frequentie waarmee
de figuur uiteindelijk gespeeld moet worden. Dit geeft de hand,
pols, arm en schouder de gelegenheid om te leren wat ze straks moeten
doen voor de snelle herhalingen en de juiste spieren te trainen.
Let er hierbij op dat de vingers al in de goede positie staan om
straks de snelle noten te spelen. Varieer het tempo van op en neer
veren zowel boven als onder de uiteindelijk gewenste snelheid en
let op de juiste bewegingen van de hand, pols en arm zodat er geen
vermoeidheid optreedt. Als er wel vermoeidheid gaat optreden is
de houding niet correct en zal er eerst voor langere tijd op deze
manier gestudeerd moeten worden. Het is dan niet verstandig om al
over te gaan tot het spelen van de losse noten.
Houd de vingers
dicht op de toetsen als je de frequentie verhoogt. Het is van belang
om straks met je hele armen schouders te spelen, dus niet alleen
met de vingers. Probeer je dan ook goed bewust te zijn van deze
bewegingen. Als je op deze manier zacht, flexibel en zonder vermoeidheid
kunt spelen, waarbij alle tonen exact gelijk klinken, ben je al
een heel eind op weg om de snelle figuren te spelen. Het gaat in
deze fase vooral om de nauwkeurigheid, niet om de snelheid. Het
is echter wel belangrijk dat er ook in het hoge tempo wordt gestudeerd,
nadat in een laag tempo de nauwkeurigheid bereikt is. De bewegingen
van hand, pols, armen schouder dienen in alle tempos hetzelfde te
blijven.
10. GEBRUIK VAN DE ZWAARTEKRACHT
Het goed en
beheerst leren spelen van akkoorden is de eerste stap in de Akkoord
Benadering. Laten we beginnen met de linkerhand die het akkoord
CEG speelt, waarbij je nadrukkelijk het gewicht van de arm gebruikt
om de toetsen in te drukken. Plaats de vingers op de toetsen om
CEG te spelen. Ontspan de arm (en de rest van het lichaam), houd
de pols los, til de hand 5 cm boven de toetsen en laat deze door
de zwaartekracht weer terugvallen op de toetsen. Laat de hand hierbij
als één geheel vallen en beweeg de vingers niet. Ontspan
de hand volledig tijdens de val, plaats de vingers in de juiste
houding op de toetsen en laat de pols soepel de schok van de landing
opvangen. Door het gebruik van de zwaartekracht bij het spelen heb
je een vaste referentie voor de kracht die je gebruikt bij het aanslaan
van de toetsen. Varieer de afstand waarmee je de hand optilt tot
maximaal 20 cm.
Het wonderlijke
aan de zwaartekracht is dat zowel een kleine peuter als een zware
sumoworstelaar die beiden hun hand vanaf een zelfde afstand laten
vallen, een zelfde toonvolume zullen maken. De snelheid waarmee
de arm valt is namelijk onafhankelijk van het gewicht van de arm
en in beide gevallen veroorzaakt de beweging een zelfde vrije vlucht
van de hamer. Doordat de vingers ontspannen zijn en de vingertoppen
zacht zijn, is er sprake van een niet-elastische botsing, waardoor
de hand na de val in aanraking blijft met de toets. Daardoor blijft
de toetsbeweging gecontroleerd. Overigens geldt bovenstaande alleen
als het pianomechaniek goed is afgesteld en er weinig kracht nodig
is om de hamer in beweging te zetten. Bovendien is ontspannenheid
van de hand en de pols van belang om werkelijk alleen de zwaartekracht
het werk te laten doen.
In de praktijk
zal de sumoworstelaar iets meer geluid produceren, volgens de wet
van behoud van momentum, maar dit verschil is minimaal, zeker in
vergelijking met het ongeveer twintig keer grotere gewicht van de
arm. In elk geval is deze te techniek voor iedereen uitermate geschikt
om op een fors volume te spelen. Begin met een korte afstand tot
de toetsen, want in het begin kan het pijnlijk zijn als de afstand
te groot is. Bij het laten vallen van de hand moet je je voorstellen
dat er geen piano is en je het gevoel moet hebben dat de hand door
het klavier heen valt. Het risico bestaat namelijk dat je onbewust
de hand wilt optillen op het moment dat deze de toetsen raakt. De
hand moet in snelheid blijven versnellen, tot en met het moment
van indrukken van de toets. Alleen op die manier ontstaat er een
plezierig klinkende diepe toon.
Steinway heeft
aan het einde van de 20e eeuw een gepatenteerde techniek geïntroduceerd
die een versnelling toevoegt aan de beweging van de hamers (de zogenaamde
“accelerated action”). Dit mechaniek zorgt ervoor dat
de hamer altijd, ook bij andere aanslagtechnieken, de versnelling
krijgt zoals die ontstaat bij de hiervoor beschreven zwaartekrachtmethode.
Omdat het natuurlijk altijd beter is dat de pianist zelf controle
heeft over de toonvorming, is het van belang om de methode goed
te leren beheersen.
Nadat de vingers
op de toetsen terecht komen zullen ze zich moeten “zetten”,
om de neergaande beweging van de hand te stoppen. Dit vereist een
lichte krachtsinspanning van de vingers. Zodra de hand echter tot
stilstand is gekomen, dient deze kracht te stoppen waardoor de vingers
weer ontspannen. Hierdoor wordt je je ook weer bewust van de zwaartekracht
die de arm omlaag trekt. Dit is de enige resterende kracht die de
toetsen ingedrukt houdt. Op deze manier worden de toetsen met de
minst mogelijke inspanning aangeslagen. Dit is de essentie van een
ontspannen speelhouding: een onmiddellijke ontspanning van de spieren
na de val van de hand door de zwaartekracht.
Beginnende pianisten
gebruiken vaak teveel onnodige krachten bij het spelen van akkoorden
die niet goed genoeg beheerst kunnen worden. Door gebruik te maken
van de zwaartekracht hoeven deze onnodige spanningen en krachten
niet langer aangesproken te worden. Het lijkt misschien toeval dat
de zwaartekracht precies genoeg kracht is voor het aanslaan van
pianotoetsen, maar in werkelijkheid is het andersom en is het pianomechaniek
juist ontworpen om zich zo goed mogelijk aan te passen aan de zwaartekracht.
Als je echt ontspannen speelt, ervaar je het effect van de zwaartekracht
op je handen. Feitelijk is dit voldoende ontspanning voor het correct
piano spelen; meer ontspanning dan dat is niet nodig. De valbeweging,
zoals hierboven beschreven, is slechts een oefening maar zal uiteindelijk
leiden tot het juiste gevoel voor ontspanning. Dit gevoel dient
vervolgens meegenomen te worden in het reguliere piano spelen. Het
betekent overigens niet dat er nooit spierkracht gebruikt wordt
tijdens het pianospelen, maar ook in die gevallen is van belang
om de zwaartekracht te blijven ervaren en slechts extra benodigde
spierkracht hieraan toe te voegen.
11. PARALLELLE SETS
Nu de linkerhand
het CEG akkoord naar tevredenheid kan laten klinken, kan er geprobeerd
worden om plotseling over te stappen naar het spelen van de vier
losse noten binnen deze drieklank. Hoewel hiervoor de losse vingers
bewogen dienen te worden, moeten deze bewegingen tot een minimum
beperkt blijven. Om de overgang soepel te kunnen maken, wordt gebruik
gemaakt van de juiste hand- en armbewegingen, die later nog uitvoerig
zullen worden beschreven. Voor nu gaan we er nog even vanuit dat
het overschakelen naar de losse noten van het akkoord niet goed
lukt. Om dit te leren wordt er eerst een tussenstap gemaakt.
De meest basale
manier om een moeilijke passage te leren spelen is om deze op te
bouwen aan de hand van twee noten tegelijk, gebruik makend van de
akkoordbenadering. In het voorbeeld van de (LH) CGEG figuur, wordt
dan begonnen met het spelen van de eerste twee noten tegelijk door
middel van een twee-noten akoordbenadering (feitelijk een intervalbenadering).
Deze noten worden dan gespeeld als een perfect interval, waarbij
de hand en de vingers (5 en 1) tegelijkertijd, zoals bij de akkoordbenadering
CEG, op en neer gaan op het klavier. Om deze noten vervolgens snel
achter elkaar te spelen, wordt de hele hand gebruikt waarbij de
ene vinger (1) net iets hoger wordt gehouden dan de andere (5),
zodat de noot onder de 5e vinger als eerste klinkt. Omdat beide
vingers nagenoeg tegelijkertijd op het klavier terecht komen, kun
je ze feitelijk zo snel achter elkaar spelen als je wilt. Door de
onderlinge hoogte van de twee vingers steeds groter te maken, rem
je de snelheid van spelen steeds verder af vanaf een oneindige snelheid.
Hoewel je zou
denken dat op deze manier elke combinatie van noten oneindig snel
gespeeld kan worden, is dit niet de realiteit. Bovenstaande methode
wordt "parallel spel" genoemd, omdat twee vingers parallel
op het klavier terecht komen. De vertraging tussen de twee vingers
hierbij noemen we de fasehoek. In een akkoord is deze fasehoek voor
alle vingers nul. In hoofdstuk III volgen oefeningen waarbij deze
aanpak in detail getraind kan worden. De grootste snelheid wordt
bereikt door de fasehoek zo klein mogelijk te maken. In de praktijk
zal dit echter afhangen van de nauwkeurigheid waarmee de noten in
een akkoorden gelijktijdig gespeeld kunnen worden. Hoe nauwkeuriger
de akkoordtechniek, hoe sneller de noten individueel gespeeld kunnen
worden. Daarom is het zo belangrijk om een perfecte akkoordtechniek,
zoals beschreven in paragraaf 9, te ontwikkelen.
|